Stip op de horizon
Ondanks mijn drukke bestaan als lesboer besteed ik als docent Nederlands op een middelbare beroepsopleiding ook veel tijd op kantoor. Het is de plek waar ik mijn lessen voorbereid en waar ik stapels toetsen wegwerk. Boven alles is het echter de plek waar mijn collega’s en ik de oren van elkaars kop ouwehoeren. Bij voorkeur doen wij dat door te pas (maar vooral te onpas) kantoortaal te nuttigen.
Kantoortaal, dat is een taal die voornamelijk uit holle frasen bestaat. Veel praten, weinig zeggen – dat is de lol. En wat we dan wél zeggen, moet in dusdanig tenenkrommende clichés gegoten worden dat het op de lachspieren werkt. Zo co-creëren wij voor onze studenten behoorlijk wat toegevoegde waarde door bestaande klassenproblematieken aan te vliegen. Dat is voor ons een dagtaak. Natuurlijk zetten we studenten aan stappen te maken richting hun eigen professionaliseringsproces, uiteraard dromen wij ’s nachts van kwaliteitsimpulsen die aanzetten tot een interne dialoog bij de studenten die elke dag te laat komen en nooit hun opdrachten inleveren, maar wanneer dat niet werkt, zijn we genoodzaakt om op intrinsieke kwaliteit te sturen, desnoods door een meeting in te schieten. Op zulke momenten parkeren we niets, we tillen zaken nooit over het weekend heen, maar zetten een oplossing zo snel mogelijk op de rails. Zo zijn we dan ook wel weer.
Graag
zouden mijn kantoorgenoten en ik zien dat dit gewauwel de voertaal zou worden
op onze school, maar dat zie ik zo snel niet gebeuren. Niet alle collega’s
begrijpen onze kantoorcultuur
namelijk. Wanneer wij bezoek krijgen van mensen die het kantoortaalproces nog niet hebben geïmplementeerd, komt ons dat vaak op verbaasde, zelfs soms
geïrriteerde blikken te staan.
‘Wij zetten verbinding, vertrouwen en vernieuwing voorop,’ zei ik vorige week
bijvoorbeeld tegen een onthutst kijkende collega uit een ander kantoor die een
whiteboardstift kwam jatten.
‘Jaja…’ zei ze ontgoocheld, gooide haar wenkbrauwen omhoog en maakte zich zo
snel mogelijk uit de voeten, terug naar de veilige leeuwenkooi die het
klaslokaal heet.
‘Die staat niet helemaal in haar kracht,’
vond de collega die de kantoortaal zowat uitvond toen ze de deur achter zich
had dichtgeslagen.
‘Misschien tijdens de volgende vergadering even een balletje opgooien,’ ging ik verder. ‘Wellicht dat we het plan
om de kantoortaal onze school te laten veroveren, nog wat verder moeten uitkristalliseren. We krijgen dat er
niet zomaar in gefietst.’
Mijn collega lachte en keek me verwachtingsvol aan.
‘Stip op de horizon,’ was het enige
dat hij zei, elk woord duidelijk articulerend. ‘Stip op de horizon…’
Meer lezen? www.toonroumen.nl